A
- Aanplakbrief
-
Om aan de mensen duidelijk te maken wat ze wel en niet mochten doen, plakten de Duitse bezetters berichten op de muren.
- Arabische lente
-
Vanaf december 2010 braken er in de Arabische wereld (o.a. Tunesië, Egypte en Libië) opstanden uit. Deze opstanden noemt men de Arabische Lente.
- Asielzoeker
-
Een asielzoeker is iemand die in een vreemd land terechtkomt, en er wil blijven wonen.
B
- Bajonet
-
Mes dat de soldaten aan de loop van hun geweer kunnen vastmaken, zodat ze met hun geweer niet alleen kunnen schieten, maar ook van dichtbij mensen kunnen steken.
- Barbaren
-
Barbaar is een zeer oud woord. Het betekent ruw, onbeschaafd. Toen de Duitsers ons land binnenvielen, noemden de mensen hen 'barbaren'.
In het bezet gebied probeerden de Duitsers vriendelijk om te gaan met de mensen. Ze lieten zich graag fotograferen met een kind op hun schoot om te tonen dat ze niet zo barbaars waren als werd verteld.
- Beestenwagen
-
Dat is de naam die de mensen gebruikten voor een treinwagon waarin normaal dieren werden vervoerd. Tijdens de oorlog zijn veel mensen met de trein gevlucht naar een veilige plaats. Vaak zaten ze dan met pak en zak in een beestenwagen.
- Bezet gebied
-
Dat is het deel van België dat tijdens de Eerste Wereldoorlog in handen van de Duitsers was gevallen en waar de Duitsers vier jaar lang de baas waren.
- Bombardement
-
Als een plaats wordt bestookt met bommen spreek je van een 'bombardement'. Die bommen schieten ze eerst af met kanonnen of laten ze uit vliegtuigen vallen. In de Eerste Wereldoorlog gebeurden de meeste bombardementen van op het land, met kanonnen.
- Broodbon
-
In bezet gebied hadden de mensen niet altijd voldoende te eten. Elk gezin kreeg broodbonnen of voedselbonnen. Met die bonnen ging je dan naar de winkel. Je kon alleen met die bon eten kopen.
C
- Capitulatie
-
Dit betekent eigenlijk 'overgave'. Het is een verklaring dat een partij stopt met vechten in een oorlog. Deze verklaring moet dan ook worden ondertekend.
- Chocolade
-
In de Eerste Wereldoorlog was chocolade erg zeldzaam. Kinderen waren er natuurlijk toen ook al verzot op. Het was de beste lekkernij die ze konden krijgen van de soldaten.
D
- Democratie
-
Democratie is een vorm van bestuur waarin het volk van een bepaalde regio zelf stemt over de wetten of mensen kiest om deze wetten uit te voeren.
- Dictator
- Dictator betekent alleenheerser. Hij heeft dan ook alle macht over een bepaald gebied/regio en rekent vaak af met zijn tegenstanders.
- Dragonder
-
Een dragonder is een soldaat die zich verplaatst op een paard. Als hij vecht, dan stapt hij van zijn paard af. Daarom behoort hij ook tot de 'infanterie'. De 'cavalerie' zijn de eenheden die zich niet enkel per paard verplaatsen, maar ook vechten te paard.
E
- Evacuatie
-
Als de situatie te gevaarlijk werd, dan verplichtten de Duitsers de mensen om hun huizen te verlaten en naar een andere plaats te verhuizen. Dat is evacueren: mensen naar een andere plaats overbrengen.
F
- Front
-
Het front is de plaats waar gevochten wordt tussen beide kampen.
- Fusilleren
-
Het woord komt van het Franse 'fusil' dat 'geweer' betekent. Het woord 'fusilleren' betekent dus: doden met een geweer. Het wordt vooral gebruikt als het om een terechtstelling gaat. Soldaten die muiten (in opstand komen) of die overlopen (van kamp verwisselen), burgers die installaties van soldaten saboteren (kapot maken)... werden gefusilleerd.
G
- Gasmasker
-
In de Eerste Wereldoorlog is voor het eerst gifgas gebruikt als wapen. Om je tegen gas te beschermen, kun je een natte zakdoek voor je mond houden. Nog beter natuurlijk is een gasmasker opzetten. Gasmaskers hebben filters die de lucht zuiveren.
- Geallieerden
-
Dit zijn de verschillende landen die tijdens de Eerste Wereldoorlog samen vochten tegen de Duitsers. Die landen zijn: Frankrijk, Groot-Brittannië en België. Het woord 'geallieerd', komt van het Frans 'alliance' dat 'verbond' betekent. Alliance betekent trouwens ook 'trouwring': een ring die toont dat twee mensen met elkaar verbonden zijn.
- Genocide
-
Een genocide wordt soms ook wel burgeroorlog genoemd, een oorlog die dus slechts in 1 land plaatsvindt tussen de verschillende burgergroeperingen.
H
- Handgranaat
-
Handgranaten bestaan in allerlei vormen. Het is een kleine handbom. Je moet er een pin uittrekken of aan een koordje trekken. Dan vliegensvlug de handgranaat weggooien, want enkele seconden later ontploft ze. Handgranaten uit de Eerste Wereldoorlog vind je tot op vandaag in de bodem van de Westhoek. Als je er een vindt: NOOIT aanraken.
- Helm
-
Soldaten aan het front dragen metalen helmen om hun hoofd te beschermen tegen ontploffingen en kogels. Elk leger had helmen in een specifieke vorm: Duitse helm, Britse helm, Franse helm, Belgische helm.
I
- Inkwartieren
-
In bezet gebied, en zeker dicht bij het front, waren Duitse soldaten bij de bewoners 'ingekwartierd'. Dat wil zeggen dat ze tijdelijk bij die mensen inwoonden. Het woord komt van 'kwartier'. In soldatentaal is een kwartier een tijdelijke verblijfplaats. Zo werden veel klaslokalen 'soldatenkwartieren'.
K
- Klompen
-
Tijdens de oorlog was er weinig geld voor schoenen. Veel kinderen liepen daarom op klompen. Die kregen ze bijvoorbeeld van buitenlandse hulporganisaties.
- Kurassier
-
Dat is een zwaar bewapende soldaat te paard. Hij draagt een helm en een harnas dat zijn borst en zijn rug beschermt.
L
- Lazarett
-
Het woord Lazarett met hoofdletter en een dubbele T achteraan is Duits voor ziekenhuis of hospitaal. Het wordt vooral gebruikt voor militaire ziekenhuizen: plaatsen waar soldaten worden verzorgd. In het Nederlands betekent Lazarett een verplaatsbaar, militair hospitaal. In de Eerste Wereldoorlog verzorgden de legers hun gewonden in kerken, scholen of ergens buiten, in de velden. Dan spraken de Duitsers van een Feldlazarett.
- Loopgraf
-
Omdat de legers tegen elkaar vochten in een vlakke streek, maakten ze grachten van waaruit ze de vijand konden begluren en beschieten. Langs de hele frontlijn ontstond er aan weerszijden een heel systeem van gangen waarin de soldaten konden lopen: 'loopgraven'. Sommige stukken van loopgraven zijn nog bewaard. Je kunt ze bezoeken rond Ieper en in Diksmuide.
M
- Mobilisatie
-
Vanaf 18 jaar kon elke jongen of man opgeroepen worden om soldaat te worden. Mobilisatie betekent een jongen oproepen om soldaat te worden. Als je een oproepingsbevel kreeg, dan was je verplicht om te gaan. In alle legers waren er ook jongens die jonger waren dan 18 jaar en toch probeerden soldaat te worden. Dat deden ze meestal door over hun leeftijd te liegen.
P
S
- Schoolkolonie
-
Als je in gevaarlijk gebied woonde en nog weg mocht van de bezetters, dan kon je op schoolkolonie worden gestuurd. Soms was dat ver van huis: in Zwitserland of Frankrijk. Er waren kolonies voor meisjes en andere voor jongens. Zusjes en broers uit hetzelfde gezin konden niet samenblijven.
- Schoolsoep
-
Omdat veel kinderen thuis geen geld meer hadden voor eten, konden ze op school gratis voedsel krijgen. Dat voedsel kregen ze van hulporganisaties.
- Sneuvelen
-
Sneuvelen is sterven aan het front, op het slagveld. De gesneuvelde soldaten liggen begraven op de militaire kerkhoven in de Westhoek.
U
- Ulaan
-
Dit is een licht gewapende ruiter. De Duitse ulanen in de Eerste Wereldoorlog waren vaak de eerste soldaten die de mensen te zien kregen. Ze kwamen de streek verkennen, in kleine groepjes. Soms knipten ze telefoondraden door, of vernielden ze spoorlijnen.
V
- Veldkeuken
-
Soldaten aan het front moeten natuurlijk ook eten. Daarom heeft elk leger ook veldkeukens: keukens die op karren staan en die ze dus kunnen verplaatsen.
- Vluchtelingen
-
Wat doe je als het gevaarlijk is waar je woont? Vluchten natuurlijk. Toen de oorlog begon, zijn veel gezinnen gevlucht voor de Duitsers. Als het rustiger werd, keerden ze naar huis terug. Voor wie dicht bij het front woonde, bleef het de hele oorlog lang gevaarlijk. Sommige mensen vluchtten dan voor lange tijd naar het buitenland, of naar plaatsen in België ver weg van de frontlijn. Daar was je soms welkom, maar soms ook helemaal niet.